‘Dood werk, de tweede bundel van Maarten van der Graaff (1987), werd alom geprezen om zijn compositorische eigenzinnigheid en de durf en zelfspot waarmee hij de diepste krochten van zijn ziel sondeert. Hij is zonder meer de beste dichter van zijn generatie.’
‘(…) een sterk beeldend vermogen, een alle kanten uitspattende verbeelding en een zeer gezonde zelfspot.’
Dood werk – de titel alleen al! – van Maarten van der Graaff is poëzie die gebruik maakt van vormelementen van internet, heel goed. Ik wil meer van dat soort dingen lezen.’
Maarten van der Graaff is de molotovcocktail van de Nederlandse poëzie. Of is hij een antikapitalist met honing tussen zijn billen? Een hippie met psychopatentrekjes? Een schorpioen met liefde in zijn donder? Is hij een niet-bestaand woord? Hij is het allemaal. En nog veel meer niet.
‘Uit de bundel spreekt een lamlendigheid, een zinloosheid die ik niet snel van me af weet te schudden. Tegelijk is daar ook die onvrede, het protest en het niet vervreemd willen zijn van de wereld (…) Hij zoekt naar vormen, naar een stem, naar stijl en naar eigenheid – en dat op een ijzersterke en tegelijk kwetsbare manier.’
‘Gebruiken de meeste dichters taal als middel om een beschrijving, ervaring of iets anders mee te boetseren, voor Van der Graaff lijkt taal het doel, en vormen de onderwerpen van zijn poëzie het middel. In zijn onderwerpen toont hij zich geëngageerd en bevlogen.Het doet me denken aan het werk van H.H. ter Balkt, Sybren Polet en Anneke Brassinga.’
‘Van der Graaff is een dichter van nu, hij doet verslag, verkent zichzelf en zijn verhouding met de wereld. Vindingrijk en spottend schrijft hij zich een plaats in de poëzie. Hij is een dichter met lef.’
‘Waanzin en een verlangen naar gemeenschap, persoonlijke misère en de politieke werkelijkheid, dat is waar het in deze bundel om gaat (…) Het behoeft geen betoog dat Van der Graaff over de plaatsing van ieder woord heeft nagedacht. Het zijn namelijk heel goede gedichten.’
‘Ik kan hem geen ongelijk geven, Nederland is morsdood. Bekijk de televisie, sla een krant op, geen speld tussen te krijgen. Wat doet een dichter daar nog?’
‘Onversneden 21e-eeuwse Weltschmerz. Poëzie die alleen maar nu geschreven had kunnen worden.’